Psalm 68
Psalm 68
Het boek Psalmen
HSV

Overwinningslied

1Een psalm, een lied van David, voor de koorleider.

2Num. 10:35God staat op, Zijn vijanden worden overal verspreid;

wie Hem haten, vluchten voor Zijn aangezicht.

3U verdrijft hen, zoals rook verdreven wordt;

zoals was smelt voor vuur

komen de goddelozen om voor Gods aangezicht.

4Maar de rechtvaardigen verblijden zich,

zij springen op van vreugde voor Gods aangezicht

en zijn van blijdschap vrolijk.

5Zing voor God, zing psalmen voor Zijn Naam;

baan de wegen voor Hem Die door de vlakten rijdt,

want HEERE is Zijn Naam;

spring op van vreugde voor Zijn aangezicht.

6Vader van de wezen en Rechter van de weduwen:

dát is God in Zijn heilige woning;

7een God Die eenzamen in een huisgezin plaatst,

Die gevangenen uitleidt in voorspoed;

maar de opstandigen wonen in een dor land.

8O God, toen U voor Uw volk uittrok,

toen U voortschreed door de wildernis, Sela

9Ex. 19beefde de aarde,

ook droop de hemel voor Gods aangezicht;

zelfs deze Sinaï beefde,

voor het aangezicht van God, de God van Israël.

10U hebt zeer milde regen doen druipen, o God;

Ú hebt Uw eigendom versterkt,

toen het uitgeput raakte.

11Uw kudde woonde daar;

U maakte Uw eigendom door Uw goedheid gereed

voor de ellendige, o God.

12De Heere gaf stof tot spreken;

de boodschapsters van goede tijding vormden een groot leger.

13De koningen van de legermachten vluchtten weg, zij vluchtten weg;

maar zij die thuis bleef, deelde de buit uit.

14Al lag u tussen twee rijen ovenstenen,

toch zult u schitteren als vleugels van een duif, overtrokken met zilver

en zijn veren met bewerkt groenglanzend goud.

15Toen de Almachtige de koningen in het land overal verspreidde,

sneeuwde het op de berg Zalmon.

16De berg Basan is een machtige berg,68:16 machtige berg - Letterlijk: berg van God.

de berg Basan is een berg met vele toppen.

17Waarom, gebergte met al uw toppen, kijkt u met afgunst

naar Ps. 87:1,2; 132:13deze berg, die God als Zijn woning heeft begeerd?

Ja, de HEERE zal er voor altijd wonen.

18De strijdwagens van God zijn tweemaal tienduizend, ontelbare duizenden.

De Heere is bij hen, een Sinaï in heiligheid.

19Efez. 4:8U bent opgevaren naar omhoog, U hebt gevangenen weggevoerd,68:19 gevangenen weggevoerd - Letterlijk: gevangenen als gevangenen weggevoerd.

U hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen,

ja, ook aan opstandigen: om bij U te wonen, HEERE God!

20Geloofd zij de Heere;

dag aan dag overlaadt Hij ons.

Die God is onze zaligheid. Sela

21Die God is ons een God van volkomen zaligheid;

bij de HEERE, de Heere, zijn uitkomsten tegen de dood.

22Ja, God zal de kop van Zijn vijanden verpletteren,

de harige schedel van wie met zijn schuldige wandel doorgaat.68:22 wie … doorgaat - Letterlijk: wie in zijn schulden wandelt.

23De Heere heeft gezegd: Ik breng u terug uit Num. 21:33Basan;

Ik breng u terug uit Ex. 14:29de diepten van de zee,

24opdat u uw voet kunt baden in bloed,

en de tong van uw honden zijn deel krijgt van de vijanden.

25O God, zij hebben Uw intocht gezien,

de intocht van mijn God, mijn Koning, in het heiligdom.

26De zangers gingen voorop, de snarenspelers daarachter,

in het midden de trommelende meisjes.

27Loof God in de samenkomsten,

loof de Heere, u die voortkomt uit de bron van Israël.

28Daar is Benjamin, de kleine, die over hen heerste,

daar zijn de vorsten van Juda, hun gezelschap,

de vorsten van Zebulon, de vorsten van Naftali.

29Uw God heeft uw kracht aan u geboden;

versterk, o God, wat U aan ons gedaan hebt!

30Omwille van Uw tempel in Jeruzalem

zullen koningen U 1 Kon. 10:10,24,25; 2 Kron. 32:23; Ps. 72:10; 76:12geschenken brengen.

31Bestraf de wilde dieren in het riet,

de horde stieren onder de kalveren van de volken,

hem die zich onderwerpt met stukken zilver.

Hij heeft de volken uitgestrooid die vreugde vinden in oorlog.

32Vorstelijke gezanten zullen uit Egypte komen,

Cusj zal zich haasten zijn handen naar God uit te strekken.

33Koninkrijken van de aarde, zing voor God;

zing psalmen voor de Heere, Sela

34Die rijdt door de aloude hemel der hemelen;

zie, Hij laat Zijn stem klinken, een stem met macht.

35Geef macht aan God;

Zijn majesteit is over Israël

en Zijn macht tot in de wolken.

36O God, U bent ontzagwekkend vanuit Uw heiligdommen;

de God van Israël, Hij geeft het volk kracht en sterkte.

Geloofd zij God!

68

Lof- en danklied voor de overwinning

1Een psalm, een lied van David, voor den opperzangmeester.

2Num. 10:35.God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden, en Zijn haters zullen van Zijn aangezicht vlieden.

3Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht.

4Maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden; zij zullen van vreugde opspringen voor Gods aangezicht, en van blijdschap vrolijk zijn.

5Zingt Gode, psalmzingt Zijn Naam; hoogt de wegen voor Dien, Die in de vlakke velden rijdt, omdat Zijn Naam is HEERE; en springt op van vreugde voor Zijn aangezicht.

6Hij is een Vader der wezen, en een Rechter der weduwen; God, in de woonstede Zijner heiligheid.

7Een God, Die de eenzamen zet in een huisgezin, uitvoert, die in boeien gevangen zijn; maar de afvalligen wonen in het dorre.

8O God! toen Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de woestijn; Sela.

9Ex. 19.Daverde de aarde, ook dropen de hemelen voor Gods aanschijn; zelfs deze Sinaï, voor het aanschijn Gods, des Gods van Israël.

10Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden.

11Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!

12De Heere gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar.

13De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit.

14Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.

15Als de Almachtige de koningen daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon.

16De berg Basan is een berg Gods; de berg Basan is een bultige berg.

17Waarom springt gij op, gij bultige bergen? Ps. 87:1, 2. 132:13.Dezen berg heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de HEERE wonen in eeuwigheid.

18Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinaï in heiligheid!

19Efez. 4:8.Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God!

20Geloofd zij de Heere; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela.

21Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood.

22Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in zijn schulden wandelt.

23De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Num. 21:33.Basan; Ik zal wederbrengen uit Ex. 14:29.de diepten der zee;

24Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden, moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen.

25O God! zij hebben Uw gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom.

26De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden.

27Looft God in de gemeenten, den Heere, gij, die zijt uit den springader van Israël!

28Daar is Benjamin de kleine, die over hen heerste, de vorsten van Juda met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Nafthali.

29Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt!

30Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen 1 Kon. 10:10, 24, 25. 2 Kron. 32:23. Ps. 72:10. 76:12.geschenk toebrengen.

31Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken; en dien, die zich onderwerpt met stukken zilvers; Hij heeft de volken verstrooid, die lust hebben in oorlogen.

32Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken.

33Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode; psalmzingt den Heere! Sela.

34Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds is; ziet, Hij geeft Zijn stem, een stem der sterkte.

35Geeft Gode sterkte! Zijn hoogheid is over Israël, en Zijn sterkte in de bovenste wolken.

36O God! Gij zijt vreselijk uit Uw heiligdommen; de God Israëls, Die geeft den volke sterkte en krachten. Geloofd zij God!