Psalm 35
Psalm 35
Het boek Psalmen
HSV

Gebed om hulp van God

1Een psalm van David.

Roep ter verantwoording, HEERE, wie mij ter verantwoording roepen;

bestrijd wie mij bestrijden.

2Grijp het kleine en het grote schild,

sta op, mij te hulp.

3Neem de speer in de hand,

sluit de weg af, houd mijn vervolgers tegen;

zeg tegen mijn ziel:

Ik ben uw heil.

4Ps. 40:15; 70:3Laat beschaamd en te schande worden

wie mij naar het leven staan;

laat terugwijken en rood van schaamte worden

wie kwaad tegen mij bedenken.De SV heeft deze idiomatische uitdrukking letterlijk vertaald met “iemands ziel zoeken”. Aangezien deze uitdrukking tegenwoordig nog maar door weinigen begrepen wordt, heeft de HSV ervoor gekozen deze uitdrukking idiomatisch te vertalen met “iemand naar het leven staan”. Het Hebreeuwse “nèfèsh” dat in de SV vaak ten onrechte met “ziel” is vertaald, kan overigens, afhankelijk van de context, ook heel goed vertaald worden met “leven”.

5Laat hen worden als Job 21:18; Ps. 1:4; Jes. 29:5; Hos. 13:3kaf voor de wind,

wanneer de engel van de HEERE hen wegdrijft.

6Laat hun weg duister en spiegelglad zijn,

wanneer de engel van de HEERE hen vervolgt.

7Want zonder reden verborgen zij een kuil – hun net – voor mij,

zonder reden groeven zij een kuil voor mijn ziel.

8Laat verwoesting over hem komen zonder dat hij het merkt,

laat zijn net, dat hij heimelijk spande, hemzelf vangen;

laat hem daarin vallen, met verwoesting.

9Dan zal mijn ziel zich in de HEERE verheugen,

zij zal vrolijk zijn in Zijn heil.

10Al mijn beenderen zullen zeggen:

HEERE, wie is aan U gelijk!

U redt de ellendige van wie sterker is dan hij,

en de ellendige en arme van wie hem berooft.

11Misdadige getuigen staan tegen mij op;

zij eisen iets van mij waarvan ik niet weet.

12Zij vergelden mij kwaad voor goed,

zij willen mij van het leven beroven.

13Maar ik? Waren zij ziek, dan was een rouwgewaad mijn kleding;

ik kwelde mijzelf35:13 mijzelf - Letterlijk: mijn ziel. door te vasten,

mijn gebed kwam telkens terug in mijn binnenste.35:13 mijn binnenste - Letterlijk: mijn boezem.

14Alsof het mijn vriend was, of mijn broeder,

zo liep ik steeds rond;

ik ging gebukt, in het zwart gehuld,

als iemand die om zijn moeder treurt.

15Maar toen ík strompelde, waren zij verblijd en verzamelden zich;

zij verzamelden zich om mij heen.

Zij waren kreupel en ik merkte het niet,

zij scheurden hun kleren en zwegen niet.

16In hun eigen kring van huichelachtige spotters

knarsetandden zij over mij.

17Heere, hoelang zult U toekijken?

Verlos mijn ziel van hun verwoestende daden,

mijn eenzame ziel van de jonge leeuwen.

18Ps. 40:10,11; 111:1Dan zal ik U loven in de grote gemeente,

onder machtig veel volk zal ik U prijzen.

19Laat over mij zich niet verblijden

wie om valse redenen mijn vijand zijn,

en laat niet heimelijk knipogen

Joh. 15:25wie mij zonder reden haten.

20Want over vrede spreken zij niet,

maar tegen de stillen in den lande

bedenken zij bedrieglijke zaken.

21Zij sperren hun mond wijd open tegen mij;

zij zeggen: Haha, ons oog heeft het gezien!

22U hebt het gezien, HEERE, zwijg niet;

Heere, blijf niet ver van mij.

23Ontwaak en word wakker om mij recht te doen;

mijn God en Heere, om mijn rechtszaak te voeren.

24Doe mij recht naar Uw gerechtigheid, HEERE, mijn God;

laat hen zich over mij niet verblijden.

25Laat hen niet zeggen in hun hart: Aha, wij hebben onze zin!35:25 onze zin - Letterlijk: onze ziel.

Laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden!

26Laat beschaamd en tezamen rood van schaamte worden

wie zich over mijn onheil verblijden;

laat met schaamte en schande bekleed worden

wie zich tegen mij verheffen.

27Laat vrolijk zingen en verblijd zijn

wie vreugde vinden in mijn gerechtigheid;

laat hen voortdurend zeggen: De HEERE is groot!

Hij vindt vreugde in de vrede van Zijn dienaar.

28Dan zal mijn tong Uw gerechtigheid tot uiting brengen,

Uw lof, de hele dag.

35

Gebed om hulp voor verlossing

1Een psalm van David. Twist, HEERE! met mijn twisters; strijd met mijn bestrijders.

2Grijp het schild en de rondas, en sta op tot mijn hulp.

3En breng de spies voort, en sluit den weg toe, mijn vervolgers tegemoet; zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil.

4Ps. 40:15. 70:3.Laat hen beschaamd en te schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en schaamrood worden, die kwaad tegen mij bedenken.

5Laat hen worden als Job 21:18. Ps. 1:4. Jes. 29:5. Hos. 13:3.kaf voor den wind, en de Engel des HEEREN drijve hen weg.

6Hun weg zij duister en gans slibberig; en de Engel des HEEREN vervolge hen.

7Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel.

8De verwoesting overkome hem, dat hij het niet wete, en zijn net, dat hij verborgen heeft, vange hemzelven; hij valle daarin met verwoesting.

9Zo zal mijn ziel zich verheugen in den HEERE; zij zal vrolijk zijn in Zijn heil.

10Al mijn beenderen zullen zeggen: HEERE, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt van dien, die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover.

11Wrevelige getuigen staan er op; hetgeen ik niet weet, eisen zij van mij.

12Zij vergelden mij kwaad voor goed, de beroving mijner ziel.

13Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem.

14Ik ging steeds, alsof het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware; ik ging gebukt in het zwart, als een, die over zijn moeder treurt.

15Maar als ik hinkte, waren zij verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen, en zwegen niet stil.

16Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden.

17Heere! hoe lang zult Gij toezien? Breng mijn ziel weder van hunlieder verwoestingen, mijn eenzame van de jonge leeuwen.

18Ps. 40:10, 11. 111:1.Zo zal ik U loven in de grote gemeente; onder machtig veel volks zal ik U prijzen.

19Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijand zijn; noch wenken met de ogen, Joh. 15:25.die mij zonder oorzaak haten.

20Want zij spreken niet van vrede, maar zij bedenken bedriegelijke zaken tegen de stillen in het land.

21En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien!

22HEERE! Gij hebt het gezien, zwijg niet; Heere! wees niet verre van mij.

23Ontwaak en word wakker tot mijn recht; mijn God en Heere! tot mijn twistzaak.

24Doe mij recht naar Uw gerechtigheid, HEERE, mijn God! en laat hen zich over mij niet verblijden.

25Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden!

26Laat hen beschaamd en te zamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken.

27Laat hen vrolijk zingen en verblijd zijn, die lust hebben tot mijn gerechtigheid; en laat hen geduriglijk zeggen: Groot gemaakt zij de HEERE, Die lust heeft tot den vrede Zijns knechts!

28Zo zal mijn tong vermelden Uw gerechtigheid, en Uw lof den gansen dag.