Hebreeën 9
Hebreeën 9
De brief van de apostel Paulus aan de Hebreeën
HSV

De onvolmaaktheid van offers onder het Oude Testament

1Nu had ook het eerste verbond9:1 De woorden ‘testament’ en ‘verbond’ in dit hoofdstuk zijn vertalingen van een en hetzelfde grondwoord. verordeningen voor de eredienst en het aardse heiligdom.

2Ex. 26:1; 36:1Er was immers een tabernakel ingericht en in het eerste gedeelte daarvan was de kandelaar en de tafel met Lev. 24:5de toonbroden. Dat werd het heilige genoemd.

3Maar achter het tweede voorhangsel was het gedeelte van de tabernakel dat het heilige der heiligen werd genoemd,

4met een gouden wierookvat en Ex. 25:10de ark van het verbond, die geheel met goud overtrokken was. In deze ark lagen Ex. 16:33de gouden kruik met het manna en Num. 17:10de staf van Aäron, die gebloeid had, en Ex. 34:29; 1 Kon. 8:9; 2 Kron. 5:10de stenen tafelen van het verbond.

5Ex. 25:22En boven op deze ark waren de cherubs van Gods heerlijkheid, die het verzoendeksel overschaduwden. Over deze dingen zullen wij nu niet stuk voor stuk spreken.

6Dit alles was dus zo ingericht. Num. 28:3In het eerste deel van de tabernakel gingen de priesters voortdurend binnen om de diensten te volbrengen.

7Vers 25; Ex. 30:10; Lev. 16:2,34In het tweede deel echter ging alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnen, niet zonder bloed, dat hij voor zichzelf offerde en voor de afdwalingen van het volk.

8Daarmee maakte de Heilige Geest dit duidelijk Joh. 14:6dat de weg naar het heiligdom nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog in gebruik was.

9Deze was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd. In overeenstemming daarmee werden er gaven en slachtoffers geofferd die niet in staat waren om hem die de dienst verrichtte, wat zijn geweten betreft tot volmaaktheid te brengen.

10Het betrof hier alleen Lev. 11:2voedsel en dranken en Num. 19:7 enz.verscheidene wassingen, vleselijke verordeningen, die opgelegd waren tot op de tijd van de betere orde.

De volmaaktheid van het offer van Christus

11Maar toen is Christus verschenen, Hebr. 3:1; 4:14; 6:20; 8:1de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze schepping is.

12Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, Hand. 20:28; Efez. 1:7; Kol. 1:14; Hebr. 10:10; 1 Petr. 1:19; Openb. 1:5; 5:9maar door Zijn eigen bloed eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.

13Lev. 16:14; Num. 19:4; Hebr. 10:4Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees,

14hoeveel te meer zal 1 Joh. 1:7; Openb. 1:5het bloed van Christus, Gal. 1:4; Efez. 5:2; Tit. 2:14Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken Luk. 1:74; Rom. 6:13; Gal. 2:20; 1 Petr. 4:2om de levende God te dienen!

15En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe testament,9:15 testament - Het Griekse woord betekent zowel testament als verbond. Rom. 5:6; 1 Petr. 3:18opdat, nu de dood heeft plaatsgevonden tot verzoening van de overtredingen die er onder het eerste verbond waren, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen.Testament vs. verbond: Eerdere edities van de HSV hadden hier verbond. Het Griekse woord diathèkè kan zowel verbond als testament betekenen. Er zijn echter theologische argumenten, in de lijn van de keuze van de Statenvertalers, om in het verband van dit vers het accent te laten vallen op het in oorsprong eenzijdige karakter van Gods verordening.  

16Immers, waar een testament is, daar is het noodzakelijk dat de dood van de maker van het testament vastgesteld wordt.

17Gal. 3:15Want een testament is bindend na iemands dood. Het wordt immers nooit van kracht zolang de maker van het testament nog leeft.

18Daarom is ook het eerste niet zonder bloed ingewijd.

19Want nadat elk gebod overeenkomstig de wet aan heel het volk door Mozes meegedeeld was, nam hij het bloed van de kalveren en van de bokken met water en scharlakenrode wol en hysop, en besprenkelde het boek zelf en heel het volk,

20terwijl hij zei: Ex. 24:8; Matt. 26:28Dit is het bloed van het verbond dat God u bevolen heeft te houden.

21Ook de tabernakel en ook al de voorwerpen voor de eredienst besprenkelde hij op dezelfde manier met het bloed.

22En bijna alles wordt volgens de wet door bloed gereinigd, en zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats.

23Het was dus noodzakelijk dat de afbeeldingen van de dingen die in de hemelen zijn, hierdoor gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelf door betere offers dan deze.

24Want Christus is niet binnengegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is en dat een tegenbeeld is van het ware, maar in de hemel zelf, om nu voor het aangezicht van God te verschijnen voor ons,

25en dat niet om Zichzelf dikwijls te offeren, Vers 7; Ex. 30:10; Lev. 16:2,34zoals de hogepriester elk jaar in het heiligdom binnengaat met bloed dat niet van hemzelf is.9:25 bloed dat niet van hemzelf is - Letterlijk: vreemd bloed.

26Want dan had Hij vanaf de grondlegging van de wereld dikwijls moeten lijden. Maar nu is Hij bij de voleinding van de eeuwen eenmaal geopenbaard om de zonde teniet te doen door het offer van Zichzelf.

27En zoals het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt,

28Rom. 5:6,8; 1 Petr. 3:18zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid.

9

Het volmaakte offer van Christus

1Zo had dan wel ook het eerste verbond rechten van de godsdienst, en het wereldlijk heiligdom.

2Ex. 26:1. 36:1.Want de tabernakel was toebereid, namelijk de eerste, in welken was de kandelaar, en de tafel, en Lev. 24:5.de toonbroden, welke genaamd wordt het heilige;

3Maar achter het tweede voorhangsel was de tabernakel, genaamd het heilige der heiligen;

4Hebbende een gouden wierookvat, en Ex. 25:10.de ark des verbonds, alom met goud overdekt, in welke was Ex. 16:33.de gouden kruik, daar het Manna in was, en Num. 17:10.de staf van Aäron, die gebloeid had, en Ex. 34:29. 1 Kon. 8:9. 2 Kron. 5:10.de tafelen des verbonds.

5Ex. 25:22.En boven over deze ark waren de cherubijnen der heerlijkheid, die het verzoendeksel beschaduwden; van welke dingen wij nu van stuk tot stuk niet zullen zeggen.

6Deze dingen nu, aldus toebereid zijnde, Num. 28:3.zo gingen wel de priesters in den eersten tabernakel, te allen tijde, om de godsdiensten te volbrengen;

7Vers 25. Ex. 30:10. Lev. 16:2, 34.Maar in den tweeden tabernakel ging alleen de hogepriester, eenmaal des jaars, niet zonder bloed, hetwelk hij offerde voor zichzelven en voor des volks misdaden.

8Waarmede de Heilige Geest dit beduidde, Joh. 14:6.dat de weg des heiligdoms nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog stand had;

9Welke was een afbeelding voor dien tegenwoordigen tijd, in welken gaven en slachtofferen geofferd werden, die dengene, die den dienst pleegde, niet konden heiligen naar het geweten;

10Bestaande alleen Lev. 11:2.in spijzen, en dranken, Num. 19:7 enz.en verscheidene wassingen en rechtvaardigmakingen des vleses, tot op den tijd der verbetering opgelegd.

11Maar Christus, Hebr. 3:1. 4:14. 6:20. 8:1.de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel,

12Noch door het bloed der bokken en kalveren, Hand. 20:28. Efez. 1:7. Kol. 1:14. Hebr. 10:10. 1 Petr. 1:19. Openb. 1:5. 5:9.maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende.

13Lev. 16:14. Num. 19:4. Hebr. 10:4.Want indien het bloed der stieren en bokken, en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinigheid des vleses;

14Hoeveel te meer zal 1 Joh. 1:7. Openb. 1:5.het bloed van Christus, Gal. 1:4. Efez. 5:2. Tit. 2:14.Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, Luk. 1:74. Rom. 6:13. Gal. 2:20. 1 Petr. 4:2.om den levenden God te dienen?

15En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, Rom. 5:6. 1 Petr. 3:18.opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden.

16Want waar een testament is, daar is het noodzaak, dat de dood des testamentmakers tussenkome;

17Gal. 3:15.Want een testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft, wanneer de testamentmaker leeft.

18Waarom ook het eerste niet zonder bloed is ingewijd.

19Want als al de geboden, naar de wet van Mozes, tot al het volk uitgesproken waren, nam hij het bloed der kalveren en bokken, met water, en purperen wol, en hysop, besprengde beide het boek zelf, en al het volk,

20Zeggende: Ex. 24:8. Matt. 26:28.Dit is het bloed des testaments, hetwelk God aan ulieden heeft geboden.

21En hij besprengde desgelijks ook den tabernakel, en al de vaten van den dienst met het bloed.

22En alle dingen worden bijna door bloed gereinigd naar de wet, en zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving.

23Zo was het dan noodzaak, dat wel de voorbeeldingen der dingen, die in de hemelen zijn, door deze dingen gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelve door betere offeranden dan deze.

24Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons;

25Noch ook, opdat Hij Zichzelven dikwijls zou opofferen, Vers 7. Ex. 30:10. Lev. 16:2, 34.gelijk de hogepriester alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed;

26(Anders had Hij dikwijls moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is Hij eenmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande.

27En gelijk het den mensen gezet is, eenmaal te sterven, en daarna het oordeel;

28Rom. 5:6, 8. 1 Petr. 3:18.Alzo ook Christus, eenmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen male zonder zonde gezien worden van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid.